Aanleiding – decentralisatie vaarwegbeheer
Met de invoering van het nieuwe Waterwet is per 2014 vaarwegbeheer (behoudens de rijks wateren) door het Rijk gedecentraliseerd. In Zuid-Holland hebben GS besloten het toedelen van de vaarwegen en het aanwijzen van vaarwegbeheerders te beperken tot het doorgaande routenetwerk voor de recreatievaart. De provincie richt zich daarbij op het BRTN-netwerk en de provinciale vaarwegen. De overige vaarwegen worden aan gemeenten (en waterschappen) overgelaten. De gemeenten krijgen de taak om hierover met de waterschappen afspraken te maken.
De regeling van het provinciale vaarwegbeheer wordt binnenkort vastgelegd in een nieuwe provinciale vaarwegverordening, een uitvoeringsbesluit voor vaarwegprofielen en overeenkomsten met de waterschappen. Van gemeenten wordt hetzelfde verlangd, maar dan op lokaal niveau. Minimale inzet is daarbij gericht op het behouden wat je hebt. Op lokaal en regionaal niveau speelt daarnaast vaak de wens om ook de vaarfunctie voor de vele kleinere vaarwegen in het openbaar vaarnetwerk te behouden of te versterken. En zo mogelijk daarvoor aanvullende regels op te stellen. Van belang is om eventuele aanvullende regelgeving onderling goed af te stemmen, zodat functies en regels in het netwerk samenhangend ingevuld zijn en goed kunnen functioneren.
Doel en invulling regiobijeenkomsten Vaarwegbeheer.
De regiobijeenkomst moet bijdragen aan een gezamenlijk gedragen beeld van wat er behouden en beschermd moet worden voor de waterrecreatie, en hoe dat op samenhangende wijze in decentrale regelgeving vast gelegd kan worden. Daarbij gaat het ook over wat u – aanvullend op provinciale regelgeving – nog meer kunt of moet regelen om de watergebonden recreatie en de ruimtelijke kwaliteit te stimuleren en te behouden.
Dit mede naar aanleiding van vragen die naar voren kwamen tijdens enkele verkennende gesprekken:
– Wie is er na de decentralisatie van het vaarwegbeheer verantwoordelijk voor het onderhoud en beheer?
– Wat zijn dan de geldende wettelijke en beleidsmatige kaders?
– Op welke wijze wordt rekening gehouden met het recreatief-economisch belang van de vaarwegen en de ruimtelijke kwaliteit?
– Hoe kunnen mooie waterverbindingen die geen onderdeel zijn van doorgaande vaarroutes behouden blijven?
Globale opzet en inhoud regiobijeenkomsten
Thema’s ter bespreking
1. Visie op vaarrecreatie en het vaarwegennetwerk
Een korte schets van wat er in de regio al is uitgewerkt aan visies, wensen, kansen en knelpunten. Onderdeel daarvan zijn de vaarfuncties die zijn toegekend aan de onderscheiden waterwegen (voor welke vaartuigen zijn deze bedoeld en geschikt). Dit als vertrekpunt voor het vraagstuk wat er in het gebied geregeld en vastgelegd moet worden.
2. Decentralisatie Vaarwegbeheer
De veranderingen die voortkomen uit de decentralisatie van het vaarwegbeheer worden nader toegelicht. Vervolgens wordt stil gestaan bij de vraag wie verantwoordelijk is voor welke waterwegen. En op welke wijze het behoud van de vaarfuncties vastgelegd kan worden in lokale of regionale regelgeving en bestemmingsplannen. Een gezamenlijk (beschermend) kader om de regels nader in te kunnen vullen is daarbij gewenst.
3. Herziening BRTN
Het BRTN wordt momenteel herzien. de uitkomsten daarvan zullen tijdens deze bijeenkomsten worden gepresenteerd.
4. Verdeling verantwoordelijkheden beheer en onderhoud
Ten slotte wordt stil gestaan bij de vraag wie verantwoordelijk is voor het onderhoud en beheer (vaardiepte en breedte, hoogte van bruggen, etc.) van de verschillende vaarwegen binnen het netwerk.
5. Vervolgafspraken en – acties.
Uit de bijeenkomsten kunnen acties en vervolgafspraken voortvloeien voor de komende tijd. Zo mogelijk zullen PZH en VRW betrokken blijven bij de verdere uitwerking en invulling.
Regionale indeling
Omdat het Vaarwegennet een regionaal karakter heeft en zich weinig aantrekt van gemeentelijke grenzen, is gekozen voor regionaal samenhangende gebieden vanuit het oogpunt van recreatieve vaarroutes. De gehele provincie bestrijkt immers een te ruim gebied en onderkent meerdere regionale waterwegnetwerken.
De volgende regio’s worden onderscheiden voor dit doel:
Regio Haaglanden, Midden-Delfland / Westland en Rotterdam / Rottermeren;
Regio Duin- en Bollenstreek (met Holland Rijnland);
Groene Hart noordelijke gedeelte met het Hollandse Plassengebied;
Krimpenerwaard en Gouwe – Wiericke (Midden-Holland en Rijn – IJssel).
Tot slot
VRW gaat er van uit dat dit thema ook in de beleving van haar leden actueel is, en rekent op een goede opkomst en inbreng van de gemeenten en andere betrokken partijen. De data en locaties voor de bijeenkomsten worden binnenkort bekendgemaakt.